Landschappelijke karakteristiek

Usquert is altijd nauw met de zee verbonden geweest. Het lag in lang vervlogen tijden in de bocht van de zee en de westelijke oeverwal van de Fivelstroom, die zich later door verzanding oostelijk verlegde. De eerste bewoners van het gebied kwamen vanaf de hoge Drentse zandgronden, gelokt door de vruchtbare kwelders waarop ze hun vee konden laten grazen. Bewoning was toen mogelijk op door opslibbing ontstane richels of kwelderruggen die nu nog in het landschap te herkennen zijn.Lees meer

De bewoners visten in de maren en om zich te beschermen tegen stormvloeden werd de kwelderwal op het hoogste punt kunstmatig opgehoogd met huisvuil en kwelderplaggen. Op deze hoogtes, die hier wierden werden genoemd, werden eenvoudige rieten onderkomens gebouwd. De uitlopers van de kwelderwal, de zogenoemde valgen, werden later gebruikt voor wat landbouw, terwijl de kwelders gebruikt werden voor het weiden van het vee. Het dorp Usquert is aan het begin van onze jaartelling ontstaan als een radiale wierde op zo'n kwelderwal. Over de oorspronkelijke naam bestaan meerdere visies: Viscvurt of Wyxw(i)erd.

Langs dezelfde oeverwal lagen (van noord naar zuid) onder andere de thans nog bestaande wierden van Wijtwerd, Helwerd, Eelswerd, Kantens, Toornwerd en Middelstum. De Romein Plinius heeft hier zijn beroemde reisverslag voor de keizer opgetekend en was geschokt door het in zijn ogen ploeterende en armoedige bestaan op de grens van zee en land.
Vroeger lag het dorp, dat voor het eerst genoemd werd omstreeks het jaar 800, aan zee. De eeuwige dreiging van het water maakte de aanleg van dijken noodzakelijk.Lees meer

Restanten van de oudste bedijking zijn nog zichtbaar in het land, juist buiten de bebouwde kom. Plaatselijk bestaat nog de Oude Dijk. Deze oude dijk liep met wat bochten (soms de N363 rakend) achter boerderij Watwerd langs richting Warffum, waar ook nu nog de Oudendijk bestaat. Nog niet zo lang geleden was in het land langs de noordzijde van de Wadwerderweg de grens tussen het oude en het nieuwe land, en daarmee de loop van de oude bedijking, goed te herkennen. Omdat de buitendijkse kleigronden zanderiger (zaveliger) waren dan de binnendijkse, werd die bestemd voor landbouw, terwijl het oude land goed was voor veehouderij. Op sommige plaatsen ten noorden van de Wadwerderweg ligt nu nog een smalle strook grasland die reikt tot aan de voormalige oude dijk.
De oudste dijken zijn pas in de tiende eeuw aangelegd door kloosters, vaak als landaanwinningsprojecten. Deze bedijkingen bleken niet voldoende bescherming te bieden tegen het almaar stijgende water. Om deze reden werden er verder landinwaarts kadijken aangelegd. Daarmee was het gevaar niet voor eeuwig bezworen. Dat bleek eens te meer na de verschrikkelijke Kerstvloed van 1717 die vele honderden slachtoffers maakte en vele duizenden stuks vee het leven kostte. Daarna is de oorspronkelijke kadijk uit 1637 verhoogd (thans Middendijk).

Hoe belangrijk de dijkenbouw was blijkt uit het Landrecht van Hunsingo, Fivelingo en Westerkwartier:

Wie zeedijcken doorsteket,
lsoo dat het solt water daarin lopet,
Dien sal in dat selve gat
Levendigh versmoaren ende bedemmen.

Door een grote inpoldering in 1811 werd de voormalige gemeente Usquert flink groter. Via kanalen door de Noordpolder behield Usquert haar verbinding met het Wad waar bij Noordpolderzijl een nieuwe sluis werd aangelegd.Lees meer

In 1811 is de Noorderdijk aangelegd, vooral uit particulier initiatief van de boeren met aangrenzende gronden. Zij hadden door het historische Recht van Aanwas de automatische eigendomsrechten van alles wat door eigen inpoldering zou aanwassen. De inpoldering van de Noordpolder leverde de belanghebbende boeren een forse uitbreiding van het grondoppervlak, maar was toch een financieel avontuur, dat vooral later zeer voordelig zou blijken uit te pakken. Deze uitbreiding van landbouwgronden is nog goed in het landschap herkenbaar. De zogenoemde 'opstrekkende kavels' behoren tot het culturele erfgoed en hebben een beschermde status. Na de inpoldering werd in de Noorderdijk een sluis aangelegd, die er voor zorgde dat de kleine Usquerder vloot, via het schutsluisje "Verloat" in de Oudendijk bij Warffum (nog steeds aanwezig), en via de keersluis "'t Klief" door het kanaal, langs de middendijk, een open verbinding met het Wad behield. Naast de sluis werd een sluiswachterswoning, tegenwoordig Het Zielhoes geheten, gebouwd (ziel=sluis), met een bovenzaal waarin het Waterschapbestuur regelmatig vergaderde.  In later jaren kreeg de sluiswachter een eigen woning en werd Het Zielhoes een bruine kroeg.
Nadat de rechtstreekse verbinding van de Usquerder garnalenvloot met het Wad was verdwenen werd het pittoreske getijdenhaventje van Noordpolderzijl de thuishaven. Vanuit dit haventje vetrok jarenlang de vuurtorenwachter van Rottumeroog naar zijn woning op het eiland. De meest illustere vuurtorenwachter van Rottumeroog was wel Toxepeus. Tegenwoordig hebben de meeste garnalenvissers hun thuishaven in de haven van Lauwersoog. Toch kan het nog wel druk zijn in het haventje, als de bruine vloot aanlegt. De aanblik van schuin liggende zeilschepen in de droogvallende vaargeul is haast uniek voor Nederland.

Afdrukken